Inpoldering

Hoewel de 80-jarige oorlog nog niet was afgelopen wordt de 17e eeuw toch bekend als de Gouden Eeuw.

Amsterdamse kooplieden hadden blijkbaar zoveel vertrouwen in de toekomst dat zij grote projecten als het droogmaken van de Beemster (1607-1612), de Purmer (1618-1622) en de Wormer (1624-1626) durfden financieren. Deze inpolderingen hebben grote gevolgen voor de waterafvoer, waardoor de niet ingepolderde en nog niet bedijkte landen in Oostzaan, ’t Kalf, Wormer en Jisp regelmatig te kampen kregen met wateroverlast. Als dan ook nog de Enge Wormer in 1634 een droogmakerij wordt, worden de problemen nog veel groter. In 1637 wordt het octrooi op de bedijking van de Kalverlanden verleend. Na onenigheid met de ingelanden van de Enge Wormer over het afsluiten met een dam van de Braak, verklaren de ingelanden van de Kalverlanden dat de doorvaart van de Braak onbelemmerd zal blijven. Niets staat nu het bedijken van de Kalverpolder meer in de weg.

Om Haaldersbroek bereikbaar te houden moet de bestaande brug blijven bestaan. De kosten van het onderhoud van de brug komen voor rekening van de ingelanden van de Eng Wormer. Zij hadden er immers het grootste belang bij dat de Braaksloot niet zou worden afgedamd.

In eerste instantie werden er 3 sluizen aangelegd om met schepen in de Kalverpolder te kunnen komen. Al snel zijn er twee sluizen verdwenen en bleef alleen de sluis tussen de Braaksloot en de polder bestaan. Deze sluis lag iets oostelijker dan de huidige sluis en bleef tot 1764 in gebruik. Aan de bocht in de Braakdijk valt nog te zien waar deze sluis vroeger heeft gelegen. De sluis is vervangen door de nog steeds bestaande Kalversluis.